De ideale man

Zondag 11 januari 2015

Door Stukslaan

Mijn overbuurvrouw Melanie* is de gelukkigste vrouw ter wereld. Dat heeft ze me zelf gezegd.
Ze vertelt het aan iedereen.
De meeste mannen in mijn straat vinden Melanie een lekker wijf. Beetje ordinair: korte rokjes en zo.
Ik heb een andere mening, maar dat heeft te maken met het feit dat mijn vriendin deze column ook leest.
Melanie heeft, nu alweer drie jaar, de ideale man. Hans heet hij.
Hij gaat iedere zondagmiddag met de kleine wandelen, hij kookt iedere zaterdagavond de meest spannende gerechten, doet zonder mokken de lastige boodschappen in zijn eentje, neemt vaak een bloemetje mee van de markt en zo af en toe zegt hij: “je bent mooi schat”, zónder dat Melanie er om hoeft te vragen.
En hij zegt dat ook als ze net uit bed komt.
Hans heeft vorig jaar in het buurthuis een naaicursus voor beginners gevolgd.
De medecursisten -allemaal vrouwen- waren vreselijk gecharmeerd van hem, want bij de introductie had hij aangegeven dat hij de naaicursus wilde doen omdat hij het niet nodig vond dat zijn vrouw altijd moest opdraaien voor het stikken van een naad in zijn broek of het aanzetten van een boordknoopje.
De dames hadden, toen het ‘naaicertificaat’ werd uitgereikt, met z’n allen voor Hans een katoenen kussen voor op de bank gemaakt met daarop stukken rode vilt gestikt in de vorm van een mond. Hun namen hadden ze met een computernaaimachine in sierlettertjes onder de uitdagende vilten monden ‘geschreven’.
Hans is zo’n kerel waar je als mannelijke buurtbewoner niet zo blij mee bent. Je eigen vrouw is namelijk een beetje jaloers op Melanie, want die heeft dus wél de ideale man. “Was mijn man maar half zo attent als Hans”, denkt ze soms. Heel af en toe zégt ze het ook.
Mannen vinden Hans een beetje een sukkel. Een vent die zijn eigen kleren herstelt en bloemen voor zijn vrouw meeneemt van de markt, in plaats van een bakje kibbeling naar binnen te schransen, is gewoon een mietje.
Hij ziet er trouwens niet eens zo goed uit vinden ze: Hans heeft een slungelig figuur, piekerig haar en weinig kont. Maar uiterlijkheden gelden klaarblijkelijk niet voor de dames in de buurt. Tenminste: als het om Hans gaat.
Hans ‘doet iets in computers’ en heeft een stationwagon, waar op de achterkant 2.0 TDI staat, die hij iedere zaterdagmorgen zélf stofzuigt.
Een klussenlijst is nergens in zijn huis te vinden: als hij spontaan een douchegordijnrail of een zeepbakje ophangt dan haalt hij de schone was uit de machine en stopt de vuile erin.
Melanie heeft gelijk: ze heeft de ideale man.

Vorige week wilde ik mijn hond Asterix laten zien dat ik de ideale baas ben. Op een vrije vrijdagmorgen ben ik naar het strand vlak boven Scheveningen gereden om hem eens lekker te laten rennen en piesen tussen tientallen soortgenoten. Omdat het plotseling begon te regenen ben ik met het kletsnatte beest naar een van de peperdure strandtenten gegaan om een kopje cappuccino te drinken.
In een hoek zat een stel klef-puberaal te zoenen. Toen ik langsliep keek de man naar mij. Het was Hans. En de vrouw kende ik ook: het was Ruth*, mijn overbuurvrouw van nummer 22.
Ook zij heeft dus de ideale man.

 

Robber

(*De namen zijn gefingeerd, behalve die van mijn hond en Hans)

Meer lezen over cultuur

REACTIES

Zondag 11 januari 2015

Door Stukslaan

Mijn overbuurvrouw Melanie* is de gelukkigste vrouw ter wereld. Dat heeft ze me zelf gezegd.
Ze vertelt het aan iedereen.
De meeste mannen in mijn straat vinden Melanie een lekker wijf. Beetje ordinair: korte rokjes en zo.
Ik heb een andere mening, maar dat heeft te maken met het feit dat mijn vriendin deze column ook leest.
Melanie heeft, nu alweer drie jaar, de ideale man. Hans heet hij.
Hij gaat iedere zondagmiddag met de kleine wandelen, hij kookt iedere zaterdagavond de meest spannende gerechten, doet zonder mokken de lastige boodschappen in zijn eentje, neemt vaak een bloemetje mee van de markt en zo af en toe zegt hij: “je bent mooi schat”, zónder dat Melanie er om hoeft te vragen.
En hij zegt dat ook als ze net uit bed komt.
Hans heeft vorig jaar in het buurthuis een naaicursus voor beginners gevolgd.
De medecursisten -allemaal vrouwen- waren vreselijk gecharmeerd van hem, want bij de introductie had hij aangegeven dat hij de naaicursus wilde doen omdat hij het niet nodig vond dat zijn vrouw altijd moest opdraaien voor het stikken van een naad in zijn broek of het aanzetten van een boordknoopje.
De dames hadden, toen het ‘naaicertificaat’ werd uitgereikt, met z’n allen voor Hans een katoenen kussen voor op de bank gemaakt met daarop stukken rode vilt gestikt in de vorm van een mond. Hun namen hadden ze met een computernaaimachine in sierlettertjes onder de uitdagende vilten monden ‘geschreven’.
Hans is zo’n kerel waar je als mannelijke buurtbewoner niet zo blij mee bent. Je eigen vrouw is namelijk een beetje jaloers op Melanie, want die heeft dus wél de ideale man. “Was mijn man maar half zo attent als Hans”, denkt ze soms. Heel af en toe zégt ze het ook.
Mannen vinden Hans een beetje een sukkel. Een vent die zijn eigen kleren herstelt en bloemen voor zijn vrouw meeneemt van de markt, in plaats van een bakje kibbeling naar binnen te schransen, is gewoon een mietje.
Hij ziet er trouwens niet eens zo goed uit vinden ze: Hans heeft een slungelig figuur, piekerig haar en weinig kont. Maar uiterlijkheden gelden klaarblijkelijk niet voor de dames in de buurt. Tenminste: als het om Hans gaat.
Hans ‘doet iets in computers’ en heeft een stationwagon, waar op de achterkant 2.0 TDI staat, die hij iedere zaterdagmorgen zélf stofzuigt.
Een klussenlijst is nergens in zijn huis te vinden: als hij spontaan een douchegordijnrail of een zeepbakje ophangt dan haalt hij de schone was uit de machine en stopt de vuile erin.
Melanie heeft gelijk: ze heeft de ideale man.

Vorige week wilde ik mijn hond Asterix laten zien dat ik de ideale baas ben. Op een vrije vrijdagmorgen ben ik naar het strand vlak boven Scheveningen gereden om hem eens lekker te laten rennen en piesen tussen tientallen soortgenoten. Omdat het plotseling begon te regenen ben ik met het kletsnatte beest naar een van de peperdure strandtenten gegaan om een kopje cappuccino te drinken.
In een hoek zat een stel klef-puberaal te zoenen. Toen ik langsliep keek de man naar mij. Het was Hans. En de vrouw kende ik ook: het was Ruth*, mijn overbuurvrouw van nummer 22.
Ook zij heeft dus de ideale man.

 

Robber

(*De namen zijn gefingeerd, behalve die van mijn hond en Hans)

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!