Sjaak (2): Koppijn

Zondag 20 oktober 2013

Door Redactie

Marcel Mooij

Koppijn. Toch stond ik op. Ik moest naar de wc en goed ook. Bloot nam ik plaats op de pot. Persen hoefde niet; de stroom kwam vanzelf op gang. ‘Ik kan wel een gat in de dag schijten, zeg,’ zei ik tegen mijzelf. Dat deed ik dan ook.
Aansluitend douchte ik en poetste ik mijn tanden. Ik trok schone kleren aan en liep naar de keuken. Daar maakte ik koffie voor mijzelf. Niet voor een ander. Er was geen ander. Niet meer. Er was niet alleen geen ander om koffie voor te maken; er was ook geen ander die koffie voor mij maakte.
Om te voorkomen dat ik depressief zou worden, pakte ik de zaterdagkrant van gisteren tevoorschijn en ging ik aan de eettafel zitten. Door de koppijn kon ik mij lastig concentreren op de tekst. Gelukkig stonden er veel foto’s bij. Echt een krant voor onnozelaars. Ik besloot het dagblad op te zeggen. Hoe ging dat ook weer? Kon dat digitaal? Ik stond op en liep naar de pc.

Er was mail. Het meeste was reclame en spam. Hopla, weg ermee. Maar wat was dit? Geen reclame, maar een bericht van Facebook. Dat ik een privébericht had ontvangen of dat iemand mijn ‘vriendje’ wil worden; ik begreep het maar half. Ik doe niets met Facebook, maar waarschijnlijk had ik ooit eens een account aangemaakt of zoiets, weet ik ook veel. Ik klikte op de link en zag het bericht. Het had als onderwerp: ‘Gevonden!’ De afzender kende ik niet. Of wacht, het was een achternaam en die kwam me vaag bekend voor. H.J.M. Staartveer, zo heette de persoon die mij de mail had gestuurd. Ik las.

‘Dag Sjaak!
Wat leuk dat ik jou op het internet tegenkwam. Ik wist niet dat jij nog met volleybal bezig was. Op het volleyforum ben ik bekend onder de bijnaam Poeslief. We hebben daar wat met elkaar gediscussieerd en na een tijdje wist ik dat jij de Sjaak moet zijn die ik vroeger heb gekend.
Weet je nog, volleybalclub MEP? Jij was er trainer en ik zat in team C2. We konden heel goed met elkaar opschieten. Na afloop van de training bleef ik vaak hangen en kletsten we bij het fietsenhok.
Het was een hele zoektocht, maar uiteindelijk vond ik je hier op Facebook.
Wat is er van jou geworden? Het lijkt me leuk om wat contact te hebben. Laat je me weten hoe het met je gaat? Je mag me ook mailen op poeslief@botmail.com.
Met vriendelijke groet,
Fien.’

Fien Staartveer. Ja, die kende ik nog wel. Dat was toen een mooie meid met lange blonde haren, grote bruine ogen, sproetjes rond haar neus en een leuk lachje. Hoe oud zou ze toen geweest zijn? Een jaar of zestien, schat ik. En toen al noemde ze me Sjaak en niet Jacques. Ze was wel een lekkertje, met een strakke bips en frisse tietjes. Toch heb ik me nooit laten verleiden tot wat dan ook. Eenentwintig was ik. Ik was de trainer en zij de pupil. In de sportzaal hield ik zelfs afstand. Ik stelde me verantwoordelijk op. Eigenlijk had ik de ballen verstand van volleybal. Ik kon geen smash van een voetfout onderscheiden. Het ging erom dat je tijdens een wedstrijd op het juiste moment bij de scheidsrechter ging protesteren. Tussen mij en Fien was er nooit echt iets gebeurd. We kletsten, we lachten. Meer niet. Ja, thuis rukte ik me suf met haar lijf op mijn netvlies. Dat wel. Maar dat was alles en dat was toen.
En nu dan heeft ze me ‘gevonden’. Ze vraagt me het hemd van mijn lijf en zelf laat ze niets over zichzelf los. ’s Googelen.
Ik opende Firefox en typte ‘fien staartveer’ in de googlebalk. Zowaar, er waren hits. De bovenste link verwees naar een fotopagina. Eens kijken. Ik klikte hem aan. Krijg nou wat, daar had je d’r. Ze had nog altijd de grote bruine ogen en de sproetjes rond haar neus. Haar lange blonde haren waren nu korter en donker. Maar wat waren dit voor foto’s? De tafereeltjes speelden zich af in een kerk. Fien droeg een lange soepjurk en hield haar handen geheven. Ik scrolde en scrolde. Verhip, dat mens was dominee geworden. Ergens in een gehucht in de kop van Groningen.
Ik typte een mail.

‘Ha Fien,
Wat een ontzettend leuk bericht vond ik vanmorgen. Mooi dat je mij hebt gevonden. Ik ben inderdaad Jacques en vroeger was ik inderdaad trainer bij MEP. Nu niet meer. Al heel lang niet meer. Ik bewaar er wel heel mooie herinneringen aan. Ik was in die tijd een beetje eenzaam en vond het wel prettig om contact te hebben met zo’n leuke meid als jij.
Ik heb natuurlijk gelijk op internet naar je gezocht en … ook jou gevonden. Ha, mijn volleymeisje is dominee geworden. Even voelde ik me trots. Trots dat ik een tijdje je trainer heb mogen zijn.
Hoe is het je verder vergaan? Als je naar de kerkgemeente bent verhuisd, dan woon je nu ver uit de buurt. Contact lijkt me leuk; misschien kunnen we zelfs eens afspreken. Dan kunnen we bijkletsen, herinneringen ophalen en opnieuw kennismaken. Ik weet hier een leuk café waar ze uitstekende wijnen schenken.
Laat je snel weer iets van je horen?
Groetjes,
Jacques’

Ik las mijn eigen mail nog eens terug. Was het niet te slijmballerig? Lag het er niet te dik bovenop dat ik met ‘r aan wilde pappen? Nee, volgens mij was de toon wel goed. Beleefd, niet te opdringerig, maar toch nieuwsgierig en uiteindelijk een concrete vraag om elkaar te ontmoeten. Ik stuurde de mail weg. Als ik zelf een dergelijke mail zou krijgen, zou ik onpasselijk worden, dat wel.
Ik klokte de koude koffie weg, trok mijn jas aan en verliet mijn kleine appartement.

Er was nog niet veel volk in het café De Kalknagel. Gelukkig. Aan de bar zaten Chris Veestapel en Fred van Holwerk. Ik ging naast ze staan om een bier te bestellen.
‘Hoi Sjaak,’ zei Chris.
‘Doe maar Jacques,’ zei ik. ‘Geen Sjaak.’
‘Wat maakt het uit?’
‘Een heleboel letters. En als je naam verkeerd staat op je vliegticket, nemen ze je niet mee. Sta je daar met je koffer op de luchthaven.’
‘Waar ga je heen dan, Sjaak?’
Ik zuchtte. Wat een onnozelaar. ‘Hoe gaat het eigenlijk met jou, Holwerk?’ vroeg ik aan Fred. Die hele Chris Veestapel liet ik even links liggen.
‘Prima de luxe,’ zei Holwerk. ‘Ik heb weer een relatie.’
‘Welke vent is er nu weer gevallen voor die weeïge uiengeur van je?’
‘Pardon? Wat bedoel je?’
‘Niets om je zorgen om te maken, Hol. Kan iedereen gebeuren. Wel je tanden poetsen voordat je gaat muilen.’
‘Wat is er mis met mijn adem?’
‘Hij riekt naar stront. Van het vele kontlikken.’
‘Jij bent duidelijk niet thuis in de edele kunst van het rimmen, Sjaak.’
‘Doe maar Jacques, geen Sjaak.’
‘Wat mag het zijn?’ vroeg Felicia, die achter de toog was verschenen.

Allemensen, wat zag die er lekker uit. Ze had een strakke broek aan en daarboven een heel wijd shirt. Het shirt had geen mouwen, maar toch waren haar armen bedekt. Hoe noem je zo’n ding? Felicia had verder haar zwarte krulhaar los hangen en het was een gigantische bos. Donkerbruine ogen, beetje getinte huid en dan haar goddelijke lippen mooi rood gestift. ‘Felicia, mijn mooie meid. Doe mij een plezier en een vaasje.’
Ze moest lachen en tapte verse pils. Ik liep een eindje opzij, naar het einde van de bar. Felicia had het schuim van het glas gestreken en keek op. ‘Waar ben je nou?’
Ik zwaaide.
‘Ach daar.’ Ze kwam naar mij toe lopen. ‘Waarom ben je nu helemaal hier?’
‘Omdat ik geen zin heb in die twee zeikerds.’
Ik wilde de pils aanpakken. Toen ze haar arm uitstrekte om mij het glas aan te reiken, kreeg ik even de gelegenheid om via de armopening van haar shirt naar binnen te kijken. Ik ving een flits van een witte bh en haar volle ronding op. Ze leek zich plots bewust van haar inkijk en greep naar de zijkant van haar shirt. Weg uitzicht.

‘Tot hoe laat heb je dienst?’ vroeg ik.
‘Eh, tot een uur of acht. Hoezo?’
‘Och, gewoon. Misschien kunnen we ’s na afloop afspreken?’
‘Waarom?’
‘Waarom niet?’
‘Omdat het vorige keer ook niets werd? Vergeet het toch, Sjaak.’
‘Doe maar Jacques,’ zuchtte ik. ‘Waarom werd het vorige keer niets?’
‘Omdat we elkaars type helemaal niet zijn.’
‘Hoe weet jij dat nou?’
‘Ik ken mezelf aardig.’
‘Jij bent juist helemaal mijn type.’
‘Ben ik het type dat jij binnen de kortste keren een vinger in de droge gleuf propt?’
‘Nou nou, Felicia. Dat kan ook wel wat subtieler.’
‘Het was toch gewoon zo, Sjaak?’
‘Jacques, graag. Weet je, Felicia. Jij was er gewoon nog niet aan toe.’
‘Nog niet aan toe? En nu opeens wel?’
‘Ben je al vochtig dan?’
Felicia haalde uit. Pats, op mijn wang. ‘Zo,’ zei ze.
‘Waar was dat voor nodig?’
‘Het was een lompe vraag.’
‘Jij begon over een droge gleuf, dus ik informeer of je nu wel vochtig bent.’
‘Zo ga je niet met mij om.’
‘Waarom doe ik het dan? Misschien roep jij het wel op, dat ik zo reageer.’
‘O, dus nu is het ook nog mijn schuld? Jij verdient een tweede pets, Sjaak.’ Ze hield haar vlakke hand al in de aanslag.
‘Vergeet het, Felicia. Die triomf gun ik je niet.’
‘Dit voelt helemaal niet als winnen.’
‘Waarom maak je het jezelf zo moeilijk?’
‘Waarom willen mannen altijd maar een ding en ook nog eens zo snel?’
‘Het leven is kort, Felicia. Snap dat.’
‘Maar wij vrouwen hebben onze tijd nodig. Je moet ons eerst opwarmen. Beetje in de stemming laten komen, Sjaak. Rustig opbouwen. Begin met oogcontact, een hand vasthouden, dan een steels kusje of een arm om ons heen.’
Ik keek haar aan.
‘Wat kijk je?’
Ik pakte haar hand.
‘Blijf van me af. Hier heb ik geen zin in.’
Ik boog voorover om haar een kusje in haar hals te geven.
‘Flikker op, Sjaak.’
Ik zuchtte. ‘Het is Jacques.’
‘En het is nee, Sjaak.’
‘Dit wordt niets, Felicia,’ zuchtte ik. ‘Ik wacht wel tot je maandstonden over zijn.’
Pets!

Een kwartier later was ik weer thuis. Moe, lusteloos en met een gloeiende wang van Felicia’s petsen ging ik bij mijn computer zitten. Was er mail? Ja, er was mail. Van Fien.

‘Dag Sjaak,
Bedankt voor je mooie reactie. Inderdaad, met mij is het heel goed gegaan. We zijn vanuit onze oude woonplaats verhuisd naar de kop van Groningen. Ik heb daar de bestemming in mijn leven gevonden en zet me er met hart en ziel voor in. Het is ook heel bevredigend. Daarnaast ben ik ook nog eens getrouwd en gezegend met twee prachtige kinderen.
Leuk, dat aanbod om ergens af te spreken. Ik kom dan wel naar jou toe. Fijn van die wijn, maar ik drink niet. Ik hoor wel weer van je.
Lieve groet,
Fien.’

Ach zo. Niet alleen dominee, maar ook getrouwd en gezegend met twee kinderen. Morgen of zo zou ik wel weer terugmailen. Eerst ging ik me maar eens bezatten, want daar was ik wel aan toe. Bovendien had ik nog altijd koppijn.


Wordt vervolgd.
Een volgende keer: Sjaak (3): Plakkerig


Apeldoorn, september 2013


Lees ook:
Sjaak (1): Onnozelaars

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!