Ongemak: open deur drama
Door Kevin van Es
We hebben allemaal weleens hoge nood, ook tijdens het werken ontkomen we niet aan bezoekjes aan de kleine kamer. Het is echter essentieel om de deur achter je dicht – en vooral op slot – te doen. Je wilt tijdens het plassen geen ongewenste gasten tegenover je hebben.
Helaas gaat dit nog weleens mis, heb ik aan den lijve ondervonden. Normaal gesproken ben ik heel voorzichtig en check ik wel drie keer of de deur écht op slot zit. Ditmaal was het echter zo rustig (dacht ik), dat ik het wel geloofde. Een domme keuze, zoals al snel zou blijken.
Om je een beeld te geven: het mannentoilet op mijn werk is klein en simpel. Je opent de deur en hebt twee opties: direct aan je linkerhand een urinoir, en iets verder een tweede deur die leidt naar een normale wc. Niet veel bijzonders, zou je denken. Maar op deze plek zou mijn eigen mini-ramp zich voltrekken.
Ik stond daar, ontspannen, al lezend op mijn telefoon. “Gaat Mbappé nou echt naar Madrid? Gaaf!” Alles was rustig. Totdat…
De eerste deur ging open. Geen probleem, dacht ik nog, die leidt naar het urinoir. Geen reden tot paniek. Ik stond immers veilig achter mijn eigen gesloten deur. Toch?
Het geluid van een voetstap. Daarna een schaduw die in mijn ooghoek verscheen. De klink van de tweede deur – de mijn deur – bewoog langzaam naar beneden. Ik draaide mijn hoofd en keek ernaar zoals je naar een horrorfilm kijkt: vol ongeloof, maar niet in staat weg te kijken. Mijn hersenen probeerden nog snel een signaal te sturen, maar mijn lichaam reageerde veel te laat.
De deur ging open. Wijd. En daar stond hij. We maakten geen oogcontact, maar ‘rug-oogcontact’. Zijn blik, eerst vol schrik, veranderde al snel in dat bekende ongemakkelijke glimlachje. Je kent het wel, dat lachje waarmee iemand probeert te doen alsof er niets aan de hand is, terwijl alles aan de hand is.
Mijn hart sloeg drie keer over. Wat doe je in zo’n situatie? Verontschuldig je je? Lach je het weg? Maak je een flauwe grap? Ik deed… niets. Mijn lichaam leek bevroren.
Hij mompelde iets, een onsamenhangend “Oh, ehm, sorry”, terwijl hij zich haastig omdraaide. De deur viel dicht. En daar stond ik, nog steeds met mijn telefoon in mijn hand, en een rood hoofd. Wat was er zojuist gebeurd? Kon ik mezelf nu ook maar doortrekken.